-
https://d1y502jg6fpugt.cloudfront.net/25778/archive/files/6319c02d64ce5075b562a76b25e423fc.pdf?Expires=1712793600&Signature=UrjLYKPA2lagkcU%7EmUxIVedlzoctPXibAuF6c1ePTkjvjaRo4e690H56gC7TafDVAxRUlHyHOkofPfeEKcvsXZjkmdIFbQHB7z6064Do9-6WiiG88smPesdZiZrAnSR27-ypLD56x8cB%7EHpOLJQNly8coS9uGzXe1eTrxZlL0FR1z4Kg3MHuiFeinlPUCBJOLR4dD07n3AGhcr--pWILimyvAW6sXSRULcrvDHPWbf9RfngFSojmkrcc1yjFZx%7E2eNm6u5T2h4j0gFCcbVRPEiP6tJu7WwLm32AapjSiJvmVwouUylxm6lzfLFsVXTBOFOAk9VtGiokKqQruY1ePxQ__&Key-Pair-Id=K6UGZS9ZTDSZM
825ff3ba3bbd17aeeb68bf1744521bda
PDF Text
Text
T
�RALPH WALDO EMERSON.
“De kortste levensbeschrijvingen zijn die der grootste genieen.
Zij leefden in hun schriften en daarom ging hun privaat en publiek leven onopgemerkt voorbij. Hun grootste bewonderaars gelijken het meest op hen.”
Ook de biographie van Emerson, aan wien wij deze woorden
ontleenen, beslaat slechts enkele bladzijden. Zijn uitwendig leven
was niet rijk aan afwisselingen.
Ralph Waldo Emerson, wiens voorouders in Northumberland
woonden, werd den 25sten Mei 1803 te Boston geboren, waar
zijn vader predikant was. Reeds op achttienjarigen leeftijd ontving hij een academischen graad aan Harvard-college. Na voltooiing zijner theologische studien werd hij predikant bij een der
unitarische gemeenten zijner geboortestad. Maar de Unitariers ,
hoewel om hun vrijzinnigheid geroemd, maakten Emerson het
leven moeielijk. Zij begrepen zijn vrijen en onafhankelijken geest
niet. “De leiders der Unitariers verwierpen het oorspronkelijk ta
lent, dat onder hen geboren was. De oogen der verlichte jonge
menschen waren op de nieuwe ster gevestigd, die hen voortdu-
XI.
5
�RALPH WALDO EMERSON.
rend inspireerde en langs nieuwe wegen leidde. Amerika had
nimmer zulk een verschijning aanschouwd. Maar het genie van
Emerson verdween spoedig nit het kerkelijk gesternte en stond
voortaan alleen als een vaste en eenzame ster.” 1
Op den 15den Juli 1838 nam hij afscheid van zijn gemeente.
Parker, die een jaar te voren predikant was geworden, getuigt
van deze toespraak: “Hij overtrof zichzelf. Schoon, waar,indrukwekkend was de schildering van de fouten der kerk in haar tegenwoordigen toestand. Hij heeft mijn geest wakker geschud.” 2
De afscheidsrede, op uitnoodiging der theologische studenten
te Cambridge in “Divinity-College” gehouden, was in het oog
van vele eerwaardigen dwaas en goddeloos. Emerson had vooral
op twee dwalingen in het kerkelijk Christendom gewezen: Jezus,
die tot het echte ras der profeten behoorde, was onkenbaar ge
worden. Men had hem goddelijke titels gegeven, die eens de uitdrukking waren van bewondering en liefde. Door hem buiten de
menschheid te plaatsen, hebben zijn prediking en leven hun bekoorlijkheid verloren. De andere dwaling bestond hierin, dat men
Gods openbaring tot het verleden beperkte en daarom, in plaats
van den levenden, een dooden God verkondigde.
Het kenmerk der tegenwoordige prediking was volgens Emer
son de traditie. Daarom kon zij geen brood voor het leven geven.
Alleen hij, die over de oude vormen den adem des levens laat
gaan, die overal de waarheid spreekt, gelijk eigen leven en geweten hem ingeven, kan voor de zoekende en bezwaarde zielen
bronnen van hoop en vertroosting ontsluiten.
Tweemaal heeft Emerson Europa bezocht. In gezelschap van
een amerikaansch kunstenaar vertoefde hij, tot herstel zijner ge' Vgl. Theodore Parker’s Experience as a Minister, p. Ill, 51, 33.
2 Vgl. Life and Correspondence of Th. Parker bij John Weiss,
I, p. 113, 114.
�RALPH WALDO EMERSON.
73
zondheid, in 1833 gedurende eenige maanden in Sicilie, Italie,
Frankrijk en Engeland. Zeker zou hij ook aan Duitschland een
bezoek hebben gebracht, ware Goethe, wien hij hoog vereerde ,
niet het vorige jaar gestorven. Met eenige beroeinde persoonlijkheden, wier schriften hem bekend waren, verlangde Emerson
kennis te maken. In Engeland trokken hem vooral Coleridge,
Wordsworth en Carlyle aan. Hij vond den laatste op zijn eenzaam landgoed Craigenputtock ; de leeraar van Dunscore, die op
een afstand van zestien mijlen van hem woonde, was de eenige
in den ganschen omtrek, met wien de groote denker kon converseeren. Emerson noemt hem een schrijver, “die de wereld zoo
volkomen beheerschte, alsof hij in zichzelf het beste bezat, wat
Louden kon aanbieden.” Hij beschrijft Carlyle als een lang, mager, spraakzaam man, vol frissche anecdoten en humor. Als de
wijsgeer zich ergerde over de uitbundige loftuitingen op een
genie gehouden, dan vertelde hij van zijn diepe bewondering voor
het talent, dat ziju varken toonde te bezitten. Het beste, wat
hij van Amerika wist, was dat een mens ch daar vleesch voor
zijn arbeid kon krijgen.
Veertien jaar later kwam Emerson voor de tweede maal in
Engeland. Van eenige handwerkersvereenigingen in Lancashire en
Yorkshire had hij een uitnoodiging ontvangen, om in een twintigtal steden voorlezingen te houden. Het uitzicht om Engeland
en Schotland grondig te leeren kennen, de aantrekkelijkheid eener
zeereis , die op zijn door ingespannen studie geschokte gezond-
heid gunstig kon werken, deden hem besluiten, om aan het
verzoek te voldoen. Toch besloot hij slechts aarzelend. Met reizen was hij weinig ingenomen. Hij noemt het ergens “het paradijs der dwazen”. De reismanie is volgens hem een bewijs van
gebrek aan karakter, van een ziekte, waaraan het geestelijk
leven lijdt.
Te Boston ging hij den 5den October 1847 aan boord, om na
�74
RALPH WALDO EMERSON.
een afwezigheid van ruim een half jaar in zijn vaderland terugte keeren.
Emerson heeft de indrukken, die hij van Engeland ontving ,
in eenige voorlezingen aan zijn landgenooten medegedeeld. 1
De moed, het intieme huiselijk leven, de teedere omgang van
de leden der beide seksen, waarvan hij in Engeland getuige was,,
hadden zijn bewondering opgewekt. In zijn oog staat de engelsche held hooger dan de fransche, de duitsche, de italiaansche
of grieksche. In Engeland verwacht men, gelijk Nelson zeide, dat
ieder zijn plicht zal doen. Er wordt daar driemaal meer gearbeid
dan in andere landen. Armoede beschouwt men als een schande.
Wat hem minder beviel, was de gehechtheid van den Engelschman aan oude gebruiken, zijn bekrompen nationaliteitsgevoel, zoodat de hoogste lofspraak, die een vreemdeling verdienen
kan, aldus luidt: ik zou u bijna voor een Engelschman houden.
De godsdienst is er zinledig, de staatskerk een pop, die elke
kritiek met angst afwijst. Zij duldt geen verschil van meeningen
en schuwt het licht. De Engelschman gelooft allereerst aan een
Voorzienigheid, die voor elk pond sterling zorgt. Het ontbreekt
hem aan idealisme, aan phantasie. Zelfs in zijn verhevenste poezie
verloochent zich zijn utilitarianisme niet. De “nuttige” wetenschappen trekken hem allermeest aan.
Engeland wordt vergeleken met een oud, in verschillende eeuwen
opgetrokken gebouw, waaraan allerlei reparaties zijn aangebracht.
Zijn zwaartepunt ligt in het private, niet in het publieke leven,
dat meestal trouweloos is geweest. Zijn buitenlandsche politiek
was zelden edelmoedig en rechtvaardig. De rijken onderdrukken er
de armen; het pauperisme is in Engeland een ontzettende macht.
Het is het land der patriotten, wijzen, martelaars en zangers.
Werd het eens door den Oceaan, waaruit het is voortgekomen,
Vgl. English Traits, in 1856 uitgegeven.
�RALPH WALDO EMERSON.
75
verzwolgen, dan zal het in de herinnering voortleven als het
«iland, dat onsterfelijke wetten gegeven en het recht der persoonlijkheid gehuldigd heeft.
Emerson onderscheidt in Engeland twee volken of klassen, wier
harmonie en disharmonie de macht van den staat uitmaken: tot
de eersten hehooren zij, die voor idealen ontvankelijk zijn, wier aantal
door hem op een dozijn geschat wordt; de klasse der practische
lieden daarentegen telt haar volgelingen bij millioenen. Zijn voorliefde
voor het idealisme beheerschte zijn oordeel over de celebriteiten
onder de schrijvers van dien tijd. Terwijl hij met Coleridge, Words
worth , Carlyle hoogelijk is ingenomen, is zijn oordeel over de
mannen, die hij een plaats geeft in de practische klasse, niet
van eenzijdigheid vrij te pleiten. Wat dunkt u b. v. van de volgende karakteristiek van Macaulay? “De schitterende geschiedschrijver leert, dat men onder het goede verstaan moet: goed eten,
goede kleeding, stoffelijk welzijn; dat de roem der nieuwere phi
losophic bestaat in haar streven, om het nuttige te bevorderen,
de ideeen en de moraal buiten rekening te laten. Het verstand
moet ons leeren, hoe wij betere ziekenstoelen en wijnsoepen voor
zwakken kunnen maken. Zinnelijk genot is het eenig goede. Het
grootste voordeel der astronomie bestaat in de verbetering der
scheepvaart. Een schoon resultaat voorwaar, waartoe de beschaving en de godsdienst van Engeland na een geschiedenis van duizend jaren gekomen zijn: de loochening der zedelijkheid!”
Duitschland staat volgens Emerson ver boven Engeland, dat
niet in staat is den duitschen geest te begrijpen. In Engeland is
de natuurwetenschap van de wetenschap des geestes gescheiden ,
waarmede zij eeuwig verbonden moest blijven. Duitschland is het
land der idealen, dat voor Europa denkt, waar het enthousiasme
levendig wordt gehouden.
Van zijn verblijf in Engeland nam Emerson de aangenaamste
indrukken mede. Overal was hij vriendelijk en gastvrij ontvangen.
�76
RALPH WALDO EMERSON.
Oude vrienden werden nog eens bezocht, nieuwe vriendschapsbanden gesloten. Bancroft, de groote amerikaansche geschiedsehrijver,
die toen nog gezant te Londen was, bracht hem in kennis met
Hallam, Dickens, 'Thackeray, Tennyson, Disraeli, Forster, Robert
Brown, Owen, Lyell en anderen, Hij was voor eenige dagen de
gast van Miss Martineau, die pas uit Egypte was teruggekeerd.
Met haar bezocht hij Wordsworth, den dichter van de Ode op de
onsterfelijkheid, welke volgens hem de hoogte aanwijst, waartoe
de geest in onzen tijd kan stijgen.
Sinds 1838 woont Emerson als privaat persoon te Concord in
Massachusetts. Zijn woning staat op de plaats, waar de Amerikanen in 1775 een overwinning bebaalden op de Engelschen. 1
1 Aan een artikel van een Amerikaan over “Emerson in zijn eigen wo
ning”,’ geplaatst in The Inquirer van 26 Juli 1879, ontleenen wij de
volgende bijzonderheden:
Emerson woont met zijn vrouw en een dochter. Naast hem woonde vroeger de bekeilde Nathanael Hawthorne (f 1864). Zijn eenige zoon is een uitstekend geneeshecr te Concord.
Zijn huis is eenvoudig, maar smaakvol ingericht. De niet groote
bibliotheek bestaat alleen uit voortreffelijke werken. Schrijvers uit verschillende deelen der wereld zenden hem present-exemplaren hunner geschriften.
In den omgang boeit Emerson vooral door zijn eenvoud. Over zijn gebrek aan helderheid heeft men dikwijls ten onrechte geklaagd. Eenige
handwerkslieden Zeiden eens tot hun nieuwen predikant: wij zijn maar
eenvoudige'lieden en hebben het niet verder gebracht dan dat wij Emer
son kunnen begrijpeii.
De grijsaard onderzoekt nog met de grootste gemakkelijkheid de moeielijkste problemen van onzen tijd. Zijn dichterlijk idealisme is verheven
boven de heftige polemiek der theologen.
Wie den wijze van Concord bezocht heeft, verwondert zich niet over
de liefde, die zijn vrienden hem toedragen, over den eerbied, waarmede
�RALPH WALDO EMERSON.
77
Na het verlaten van den kansel heeft hij het werk, in de kerk
begonnen, in de maatschappij voortgezet. Als schrijver en als spreker in verschillende vereenigingen, voor geletterden en ongeletterden, is hij steeds als de prediker van het idealisme opgetreden.
Eerst had hij met allerlei vooroordeelen te kampen. Men waarschuwde tegen hem, omdat hij een ongeloovig en goddeloos mensch
was. Maar het duurde niet lang , of hij werd als de gevierde auteur
en spreker begroet. Volgens de getuigenis van een landgenoot kan
men zich niets aangrijpenders voorstellen dan Emerson te hooren.
Als hij een gedachte uitspreekt, die de vrucht is van langdurige
overpeinzing, dan zou men meenen, dat hij in het bezit was van
een opdracht. door de gansche menschheid onderteekend, om juist
z66 te spreken.
Carlyle, die de beide eerste bundels zijner “Essays” met een
Voorrede verrijkte, noemde ze: de alleenspraak van een ziel, die
waar is. In Engeland verschenen van zijn werken tai van nadrukken, in Frankrijk en Duitschland enkele vertalingen. Vooral
in Duitschland zijn sommige schrijvers hoogelijk met hem inge
nomen.
“Ein Prophet, nicht in der pratentiosen Bedeutung gebraucht,
die uns die Vergangenheit, die Heiligkeit vieler Jahre ertheilt,
ist Emerson wohl zu nennen. Er ist es nicht allein weil er Geist
besitzt, denn wir haben viele lebende Autoren, die auch damit
gesegnet sind; wahrend wir jedoch hinter jenen uns selten einen
Charakter denken konnen, und nur ihre, in den Spinnennetzen
der Literatur, waltende Feder verfolgen, so denken wir uns hin
ter seinen Worten einen leuchtenden, strahlenden Charakter verborgen. Ja noch mehr, wir ahnen ein groszes Herz voll Anmuth
geleerden uit Engeland en Amerika tot hem opzien. Niemand verlaat zijn
gastvrije woning zonder de overtuiging mede te nemen, dat hij althans
eenmaal in zijn leven een groot man heeft ontmoet.
�78
RALPH WALDO EMERSON.
und Liebs, das sich allein dem Fortschritt dsr Menschheit gewidmet hat.” 1
“Kein Schriftstellsr” — zoo schrijft Hermann Grimm 2 — “hat
solchen Reiz fur mich als Emerson. Nichts Ueberflussigendes, Beschonigendes, Sentimentales finden wir bei ihm. Die alltaglichen
Binge macht er poetisch, das geringste fiihrt er auf das groszte
zurtick. Mit einem Wort hebt er uns uber die Erde, und wahrend
er sagt, dasz alles schon sei, glauben wir es ihm. Die Welt
wird zu einer bunten Wiese, die er vor uns ausbreitet, und der
Geist des Lebendigen flieszt mitten hindurch in klaren Wellen,
aus denen versteckt alle Blumen und Graser Kraft und Wachsthum
trinken.”
In ons vaderland heeft, zoover ik weet, alleen Dr. Wolff op
hem de aandacht gevestigd en hem een plaats toegekend onder
de voortreffelijkste schrijvers. 34 Aan hem dank ik mijn eerste ken-
nismaking met Emerson, terwijl hij mij tevens aan zich verplicht
heeft door de inlichtingen, mij bij de bewerking dezer schets
gegeven. 1
Zullen wij in staat zijn Emerson te begrijpen, dan moeten wij
niet vergeten, dat hij een Amerikaan is, die voor Amerikanen
schrijft en spreekt.
1 Vgl.
Fabricius, in de Voorrede voor eenige door hem vertaalde Es
says van Emerson (1858).
2 Vgl. E. W. Emerson uber Goethe und Shakespeare (1857).
3 Vgl. De Gids, 1861, p. 772-825.
4 De londensche editie, (Bell & Sons, 1876) getiteld: The complete
Works of R. W\ Emerson is alles behalve compleet. Daarin ontbreken
o. a.: The mind and manners of the nineteenth century, lezingen
door E. in 1848 in Engeland gehonden; Memoirs of Margaret Fuller,
Marchesa d'Ossoli, in 1852 met W. H. Channing uitgegeven; Ora
tion on the death of President Lincoln, 1865; Society and Solitude,
�RALPH WALDO EMERSON.
79
In zijn voorkomen vertoont hij het type van een Amerikaan
nit Nieuw-Engeland.
Niet Engeland, maar Amerika is volgens hem de zetel en het
centrum van het britsche ras. Zijn vaderland bezit natuurlijke
voordeelen, welke het moederland mist. Eens zal Engeland, als
een oud en uitgeput eiland, tevreden moeten zijn wanneer het
zijn kinderen krachtig ontwikkeld ziet.
In zijn lezing over den amerikaanschen geleerde laat hij de fiere
taal hooren: “Wij hebben te lang naar Europa geluisterd. Reeds
begint men den geest van den vrijen Amerikaan voor schroomvallig en bedeesd te houden, steeds geneigd om anderen na te vol
gen. Wij mogen niet altijd van den oogst van vreemden profiteeren. Wij moeten op eigen beenen staan , met eigen handen arbeiden,
onze eigen gedachten uitspreken .*
1
Er zijn menschen, die vragen: wie wil gaarne in een land
wonen, dat haast geen verleden, geen geschiedenis heeft? Aan
dezulken vraagt hij op zijn beurt: zoudt gij u thuis gevoelen in
een land, waar privileges worden toegekend aan geboorte en rijkdom , waar de pers niet vrij , het pauperisme een ontzettende macht
is, waar titulaire vors ten heerschen, die in prachtige koetsen
rijden en veel wijn drinken, maar niet door zelfopoffering, volharding en ernstige studie hun leven versieren? 2
Essays, 1870; (vertaald in het Duitsch door Mohnicke, Zweite Auflage,
1876); Letters and Social Aims, Essays, 1871; (in het duitsch met een
inleiding van Julian Schmidt, 1876); Parnasszis, Selected Poems, 1871.
In het prachtwerk, dat onlangs is aangekondigd: The hundred grea
test Men zullen, behalve door Matthew Arnold, Max Muller, Fayne en
Renan, ook door Emerson “historical Introductions” gegeven worden.
1 Rede, uitgesproken 31 Aug. 1837, in de Phi Seta Kappa Society
te Cambridge.
2 The young American, een lezing, gehouden te Boston, 7 Febr.
1844, in the Mercantile Library Association.
�80
RALPH WALDO EMERSON.
De ingenomenheid met zijn land en volk maakt hem daarom
niet blind voor de groote gebreken, die hij opmerkte. Als een
echt profeet treedt hij daartegen op. In de staatsstukken en de
debatten der volksvertegenwoordigers, in de lycaea en kerken, in
de nieuwsbladen verneemt hij niet de taal, die van een opgewekt
nationaal gevoel getuigt. ’t Schijnt of het belang van den kapitalist het eenige noodige is! Wie verkondigt van het spreekgestoelte, in de courant of op de straten het geheim van den
echten held, die alleen het onmogelijke tot stand kan brengen?
Wij bezitten, zegt hij, geen krachtige publieke meening. Wij
scharen ons niet aan de zijde der echte liberalen, die de armen,
de onderdrukten, de zwakken beschermen. Wij hebben te veel
vertrouwen op het geld, maar te weinig op God.
Bij herhaling wordt het practisch materialisme bestreden, dat
zich in alle vertakkingen van het amerikaansche leven openbaart.
In onze maatschappij — zoo roept hij zijn toehoorders toe —
is er, behalve aan pachters, wevers en zeelieden, ook behoefte
aan enkele mannen, die de hemelsche vonk, welke in hun borst
gloeit, op anderen weten over te brengen, die ons de richting
aanwijzen, welke wij te volgen hebben. “Zult gij te midden van
allerlei stemmen, die roepen om nieuwe wegen of standbeelden,
verbeteringen in kleeding of in de tandheelkunde, om een politieke partij of de verdeeling van een staat, niet het oor leenen
aan een paar eenzame stemmen in het land, die voor ideeen en
beginselen pleiten, welke niet verkocht noch vernietigd kunnen
worden?” 1
Ook in zijn sterk ontwikkeld individualisme is Emerson het
type van den echten Amerikaan. Hij bekommert zich niet om het
oordeel zijner lezers of hoorders. Wat het publiek van hem zegt,
dat gaat hem niets ter wereld aan.
1 The Transcendlist, een lezing, gehouden te Bostonenta, in Januari 1842.
�RALPH WALDO EMERSON.
81
Een bevoegd beoordeelaar beeft opgemerkt: Emerson schrijft
en denkt als Amerikaan.
Emerson is terecht een wijsgeer genoemd. Elk onderwerp wordt
door hem wijsgeerig behandeld. Nooit blijft hij bij de oppervlakte
staan. Ieder verschijnsel, ook het schijnbaar onbelangrijkste, wordt
door hem ontleed en verklaard. Hij rust niet, voordat hij tot
het wezen der dingen is doorgedrongen.
Maar een wijsgeerig stelsel zoeken wij bij hem te vergeefs.
Een boek over de wijsbegeerte heeft hij nooit geschreven. Het
zijn korte verhandelingen over allerlei onderwerpen, Essays, die
hij geeft. Hij rangschikt zich het liefst onder de zoekende geesten en heeft een onbegrensden afkeer van alle stelselzucht en dogmatisme. Er is volgens hem geen enkele waarheid, hoe verheven
ook, of de mogelijkheid bestaat, dat wij haar morgen, bij het
licht van nieuwe gedachten, moeten prijs geven. Hij houdt niet
van die menschen, welke altijd naar een steunpunt verlangen.
De meesterwerken van God, de volmaakte eenheid zijn verborgen en onberekenbaar. Als wij nog jong zijn, besteden wij veel
tijd en moeite, om alle deflnities over godsdienst, poezie, kunst
en politiek op te teekenen, in de hoop dat wij binnen eenige
jaren de waarde van alle theorieen zullen kennen. Maar de jaren
gaan voorbij en het doel. waarnaar wij streven, wordt niet bereikt.
Tegenover het materialisme kiest Emerson beslist partij voor
het idealisme. Terwijl de materialist uitgaat van de zinnelijke
wereld en den mensch als een harer producten beschouwt, is
het menschelijk bewustzijn zijn uitgangspunt. De natuur, de letterkunde, de geschiedenis zijn volgens hem subjectieve verschijnselen. De geest is de eenige realiteit. Hij houdt het voor bepaald onmogelijk, dat een idealist zoo diep zou kunnen zinken,
om een materialist te worden.
�82
RALPH WALDO EMERSON.
Emerson is een hartstochtelijk bewonderaar van de natuur.
“Ik doorwaadde moerassen en baggerde door de sneeuw zonder
hoop en voelde mij toch vroolijk en volmaakt gelukkig. Wie in
de bosschen zijn leven doorbrengt, kan altijd een kind blijven.
Zij zijn altijd jong. Er heerscht daar zeker decorum. Het is er
voortdurend feest. Daar gevoel ik eerst, dat de natuur elke ramp
kan genezen. dat alle egolsme verdwijnt. Mijn oog wordt een
doorschijnende globe. Ik voel mij een deel van God. De naam
van mijn vriend klinkt mij als een vreemde in de ooren of als
een, dien ik slechts toevallig boor. Of ik heer of knecht ben,
het raakt mij niet. Ik bemin een onsterfelijke schoonheid. Te
midden van velden en bosschen ben ik niet alleen, geen onbekende. Maar de natuur is niet altijd in feestkleederen getooid.
Hetzelfde tooneel, dat gister nog zoo liefelijk was, is heden som
ber. Daarom moet er harmonie zijn tusschen de natuur en den
mensch, zal het gevoel van voldoening in ons worden opgewekt.”
Zoo schreef hij in een zijner eerste opstellen. 1 De beschouwingen, die hij hier over de natuur geeft, herinneren aan Fichte’s
idealisme. Ik ben niet in staat — zoo schrijft hij — de onfeilbaarheid mijner zintuigen te bewijzen; ik weet niet of de indrukken, die zij mij verschaffen, met de voorwerpen in overeenstemming zijn. Maar wat doet het er toe, of de Orion werkelijk in
de diepten van het firmament bestaat of een beeld is, op het
uitspansel mijner ziel geteekend? Het is mij om het even, of de
natuur een werkelijk bestaan heeft of een apocalypse is van den
geest. Zij blijft in mijn oog even eerbiedwaardig. Al zijn wij van
de onveranderlijkheid der natuurwetten overtuigd, daaruit kan het
absoluut bestaan der natuur niet bewezen worden. Kinderen gelooven aan de zichtbare wereld. Lichtzinnige zielen maken zich vroolijk
over hen, volgens wie de natuur geen werkelijk bestaan heeft
1 Nature, 1839.
�RALPH WALDO EMERSON.
83
buiten ons. De wetenschap werpt de gewone voorstellingen over
de natuur omver. Door haar voorgelicht, noemt onze geest, wat
men gewoon is werkelijkheid te noemen, schijn en daarentegen
werkelijk, wat in het oog van velen een visioen is.
Later moge Emerson wat minder beslist gesproken hebben, de
zichtbare wereld blijft toch in zijn oog slechts het symbool der onzichtbare. Tegenover Locke kent hij aan het onstoffelijke de prioriteit toe bo ven het stoffelijke.
Ook de natuur leidt volgens Emerson tot God op, wien hij
het liefst the Over-Soul noemt. Hij is de ziel van alles. Buiten
hem bestaat niets. Hij woont in ons. Er is geen muur als grens,
waar het uitwerksel, de mensch, ophoudt en de oorzaak, God, begint. Hij bezoekt ons, gelijk het spreekwoord zegt, zonder klok-
kengelui. De natuur van den absoluten geest is goedheid en waarheid. Wij kunnen zijn taal alleen verstaan, wanneer wij aan onze
beste gedachten gehoorzamen, ons aan den geest der profetie
toevertrouwen, die elk mensch is ingeschapen. Wanneer wij ons
onder den invloed van zijn geest stellen, dan worden onze gesprekken lyrisch, zacht als het geluid van den wind, die pas
opkomt. Wie zijn goddelijke tegenwoordigheid bespeurt, wordt
met geestdrift vervuld.
God openbaart zich alleen aan de eenvoudigen en nederigen.
Wie zich met Hem vereenigd gevoelt, weet bij intuitie dat het
goede ook het ware is, dat zijn belangen den Allerhoogste ter
harte gaan. Wat voor hem goed is, zal hem niet kunnen ontgaan.
Elk woord, ieder boek, die voor hem noodig zijn tot hulp of
vertroosting, zullen zeker tot hem komen. Wie Gods stem wil
hooren, moet in zijn binnenkamer gaan en de deuren gesloten
houden, gelijk Jezus deed. Het is noodig om naar de stem in
ons binnenste te luisteren, zullen wij God lceren kennen. 1
1 Vgl. vooral The Over-Soul, in de tweede bundel zijoer Essays (1844).
�84
RALPH WALDO EMERSON.
Godsdienst is aanbidding. Volgens Emerson zijn wij van nature
geloovigen en waren de schoonste tijdperken in de geschiedenis der
menschheid door geloof gekennierkt. Maar wij moeten ons niet ongerust maken, als wij den invloed van Calvijn, Fenelon, Wesley of Chan
ning zien afnemen. Op de bouwvallen van kerken en godsdiensten
richt God zijn tempel op in de harten der menschen. Wij leven thans
in een tijdperk van overgang. De oude leerstellingen, die eens de
volken krachtig gemaakt, ja in het leven geroepen hebben , schijnen
krachteloos geworden. Men heeft helaas! godsdienst en zedelijkheid
van elkander gescheiden. In onze groote steden wonen massa’s
menschen, die geen God meer hebben, omdat zij materialisten zijn
geworden. Geestdrift , verhefiing van het hart zijn hun vreemd.
Velen gelooven aan chemie, mechanica, vleesch, wijn , rijkdom,
aan electrische batterijen, naaimachines — maar niet aan een
goddelijke oorzaak. Kunnen er krachtiger bewijzen voor veler
ongodsdienstigheid gegeven worden dan de . verdraagzaamheid
tegenover den slavenhandel, de verkeerde richting, die de opvoeding neemt, de geringe waarde, die aan de hoogste gaven
van geest en hart wordt toegekend, de verdraagzaamheid der
meest beschaafde gezelschappen tegenover de zonde? Het staat
bij Emerson vast, dat het scepticisme de overwinning niet zal
behalen. Maar het moet niet door theologische leerstellingen bestreden worden, “Vergeet uw boeken en overleveringen en gehoorzaamt alleen aan uw zedelijk instinkt. Ik ken geen woorden, die zulk een diepe beteekenis hebben als deze: geestelijk en
zedelijk.” 1
Een zijner jongste Essays is getiteld; Onsterfelijkheid. 2 Hij
kan zich begrijpen, dat men niet gaarne over dit onderwerp schrijft.
De lezer zal zich teleurgesteld voelen. Hij vindt niet, wat hij zoekt.
1 Vgl. The Conduct of Life (1860).
2 Vgl. Letters and social aims.
�RALPH WALDO EMERSON.
85
Gelijk alle ernstige zielen, zegt Emerson, is mijn geloof aan de
onsterfelijkheid der ziel vaster dan de bewijzen, die ik daarvoor
geef. Het eenig werkelijk bewijs is te teeder en staat boven alle
redeneering; daarom blijft Wordsworth’s “Ode op de onsterfelijk
heid” altijd een meesterstuk.
Men kan wijzen op de oneindigheid van het heelal, die zich
evenzeer in elk deeltje openbaart; op ons verlangen naar het blijvende, het eeuwige, dat alleen in staat is op den duur onze belangstelling te wekken; op de onvolmaaktheid van den arbeid en
de deugd zelfs van den edelste; op allerlei analogieen en profetieen
in ons en buiten ons. Al hebben die gronden en gevolgtrekkingen
zeker beteekenis, zij zijn onvoldoende om daarop een theorie te
bouwen, gelijk menigmaal is beproofd.
Zulk een onderwerp moet met heiligen schroom behandeld worden. Niet door boeken of door theologische bewijzen, maar alleen
door een uitnemende persoonlijkheid, die ons oog aan het tijdelijke ontrukt en op het eeuwige wijst, in wiens hart de krachtigste en teederste liefde woont, kan het visioen verklaard worden.
Daarom heeft het getuigenis van enkele geinspireerde zielen groote
beteekenis. Het is een dwaasheid, om te vragen: mijn bisschop,
mijn leeraar, hoe denkt gij daarover? Geloofden Wesley, Butler,
Fenelon aan onsterfelijkheid? Wat zijn dat voor vragen? Leest
liever een dichter als Milton of een ziener als Plato; leest den
heiligen Augustinus, Swedenborgh, Kant. Wie de wetten des geestes verstaan heeft, zal zulke vragen, die goed zijn voor schooljongens, niet meer doen.
Alleen hij bezit onsterfelijkheid, die, waar hij komt, alles
met nieuw leven bezielt. “Ik geloof, dat elke gezonde geest zich
bij de overtuiging kan nederleggen: Wanneer een bewust persoonlijk voortleven het beste is, — en als wij het heelal konden
overzien, zou het ons zeker blijken, dat dit het beste is, — dan
zal het ons deel worden.”
�86
RALPH WALDO EMERSON.
De geschiedenis is volgens Emerson’s eigenaardige opvatting
de oorkonde van de werken van den geest, die alles omvat. Alle
feiten der historie bestaan reeds te voren als wetten in den geest.
Elke gebeurtenis, zal zij geloofwaardig en verstaanbaar zijn, moet
beantwoorden aan iets, dat in den mensch is. Wij stellen belang
in steden, die lang verwoest zijn, in pyramiden, omdat wij voor
die onzinnige uitdrukkingen: daar of eertijds de woorden: hier
of thans in de plaats willen stellen. Het niet-ik moet door het
ik, het verschil door de eenheid vervangen worden.
De geschiedenis van het individu geeft de verklaring van de
geschiedenis der wereld, der natuur, der kunst en der letter kunde. De St. Pieter is de zwakke kopie van een goddelijk
ideaal, dat in eens menschen ziel is opgekomen; de Munster
van Straatsburg het stoffelijk afdruksel van den geest van Erwin
von Steinbach.
De ervaring van elken dag leert de vervulling der oude profetie, dat woorden en teekenen, waarop wij vroeger geen acht
sloegen, concrete voorwerpen voor ons worden. Wie de engelsche
kathedralen bezoekt, bemerkt aanstonds, dat het woud een overweldigenden invloed op den geest der bouwmeesters heeft uitgeoefend. Wanneer wij op een winternamiddag door de bosschen
wandelen en op de kleuren letten, die door de takken doorschemeren, dan kennen wij den oorsprong der geschilderde glazen in
de gothische kerken.
Waarom trekken ons de geschiedenis, de letterkunde, de kunst
van Griekenland vooral aan? Omdat wij zelve Grieken zijn. Wij
worden daardoor aan een periode uit ons eigen leven herinnerd. Onze bewondering voor de oudheid geldt niet het oude,
maar het natuurlijke. De eenvoudigheid en de gratie van het
kind kenmerkten den Griek. Zijn vormen boeien ons, zoolang
wij het kinderlijk karakter behouden hebben.
�7
'
-
'
RALPH WALDO EMERSON.
87
De godsmannen vervullen een missie, die in het hart en de
ziel van den eenvoudigste onder hun leerlingen was geschreven.
Hoe komt het, dat sommige menschen aan Jezus een bovennatuurlijken oorsprong toekennen, omdat hij uit de geschiedenis niet
verklaard kan worden ? Omdat zij zelve niet godsdienstig zijn, niet
tot zichzelve inkeeren; anders zou hun eigen godsvrucht de verklaring geven van elk zijner woorden en daden.
Ik ken de eerste monniken en anachoreten. Als ik menschen
ontmoette, die in contemplatie verzonken waren en een afkeer
hadden van den arbeid, herkende ik een Simon Stylites en de
eerste kapucynermonniken.
Wanneer de geschiedenis gelezen en geschreven wordt in het
licht dezer twee feiten: de geest is
; tusschen den geest en
de natuur bestaat een wederkeerige betrekking, dan zal zij niet
langer voor ons een onvruchtbaar boek zijn. Wij hooren dan niet
meer, welke boeken iemand gelezen, maar welke tijdperken hij
doorleefd heeft. In hem vind ik het verleden terug: de gouden
eeuw, den boom der kennis, de roeping van Abraham, den tempelbouw, de komst van den Christus, de Middeleeuwen, de herleving
der wetenschappen, de Hervorming, de ontdekking van nieuwe
werelden. Hij is de priester van Pan, die de zegeningen der
morgensterren en de weldaden van hemel en aarde zal brengen.
Veel te lang hebben wij onze aandacht gevestigd op die oude
chronologie van hoogmoed en zelfzucht. Aan een nieuwe historiographie is behoefte, waarin wij de ware uitdrukking onzer eigen
natuur zullen wedervinden. 1
Wanneer de geschiedenis, gelijk Emerson haar opvat, biographie
is, dan kan het ons niet verwonderen, dat vooral de uitnemende
persoonlijkheden zijn aandacht hebben getrokken. Volgens hem
schijnt de natuur voor hen te bestaan. Zij maken de aarde gezond.
Vgl. vooral Emerson’s Essay: History.
XI.
6
�88
RALPH WALDO EMERSON.
Eerst door ons geloof aan hen wordt ons leven draaglijk en liefelijk. Wij leven dan met onze meerderen. Hun namen geven wij
aan onze kinderen en steden. In onze woningen staan hun werken
en beelden, terwijl elke omstandigheid ons een anecdote voor den
geest brengt, die op hen betrekking heeft. Als er een magneet
was, die ons kon aanwijzen, waar menschen wonen, die inwendig rijk en krachtig zijn, wij zouden al onze goederen verkoopen en heden nog met dezen magneet op reis gaan.
Een groot man woont in een hoogere sfeer der gedachten, waartoe anderen slechts met moeite eD inspanning kunnen opklimmen.
Als hij zijn oogen opent, ziet hij de dingen in het ware licht.
Hij is dicht bij ons, zoodat wij hem op het eerste gezicht herkennen. Hij voldoet aan onze verwachtingen en komt op den
juisten tijd.
Elke groote geest is de openbaring van een nieuw geheim der
natuur. De schimmen der helden verheffen zich telkens voor onze
oogen. Zij geven ons hun bevelen met blikken vol schoonheid en
woorden vol goedheid.
Maar welke helden staan in Emerson’s schatting het hoogst?
Zij, die zich weten te verloochenen en zichzelve durven te zijn,
bij wie het geestelijke hooger staat dan het stoffelijke, die door
oprechtheid en zelfbeheersching over anderen heerschen. Zij trekken alle klassen der maatschappij tot zich, totdat eindelijk, gelijk men pleegt te zeggen, ook de honden zich aan hen toevertrouwen. 1
Men vergete evenwel niet, dat de held deugden bezit, die hij
niet aan anderen kan mededeelen. Het schijnt dat de godheid ,
1 Van Abraham Lincoln getuigt Emerson: “Hij was welkom en tehuis
in de nederigste hut, terwijl hij in dagen van gevaar de bewondering der
wijzen opwekte. Zijn hart was zoo groot als de wereld en toch was daarin
geen plaats, om de herinnering aan geleden onrecht te bewaren.
�RALPH WALDO EMERSON.
89
•fils zij hem zendt om zijn tocht door de wereld te volbrengen,
op het kleed zijner ziel geschreven heeft: Slechts goed voor deze
reis. Volgens de wet der individualiteit moet ieder mensch zichzelf blijven.
Men zou kunnen vragen: Vormen de groote mannen eenkaste?
Zijn de ellendige massa’s van geen waarde? Wat wordt er dan
van de beloften aan de deugd gedaan ? Emerson’s antwoord luidt:
De maatschappij is een school, waarin elk op zijn beurt meester
en leerling is. Voor alien is dezelfde werkkring weggelegd. 1
Wie iets van Emerson gelezen heeft, kent zijn “Representative
Men”, die in 1850 voor het eerst zijn uitgegeven. Het boekje bevat geen levensschetsen van beroemde personen, maar typen. Plato
wordt als de wijsgeer, Swedenborg als de mysticus, Shakespeare
als de dichter, Montaigne als de scepticus, Goethe als de schrijver, Napoleon als de man der wereld geschetst. 2 De schrijver plaatst
ze niet in de lijst van hun tijd, maar beschouwt hen als de vertegenwoordigers van het geestelijk leven in zijn verschillende vor
men. “De schatten des geestes worden onder de hoede van dit
zestal gesteld, zonder wie het u niet geoorloofd is, daarnaar te
grijpen. Een groot paleis staat voor ons, waartoe zes poorten den
1 Vgl. Uses of great men , een Inleiding op Representative Men.
2 “In der geistvollcn kleinen Schrift “Representative Men” giebt der
Amerikaner Emerson dem einen Aufsatz den Titel “Shakespeare oder der
Dichter”, dem anderen “Goethe oder der Schriftsteller”. Dieser Unterschied
in den Titeln erscheint zuerst wunderlich: Goethe ist doch vor Allem auch
Dichter. Bei naherem Zusehen verstandigt man sich aber mit dem Verfasser
wohl. Shakespeare ist ausschlieszlich Dichter und als solcher der erste
unter den modernen; wer dagegen Goethe nnr als Dichter kennt, kennt
ihn kaum zur Halfte.”
(Vgl. Julian Schmidt; “Goethe nnd Herder”, in de 'PreussiscTie Jahr-
liicher, 1879, p. 441.)
�90
RALPH WALDO EMERSON.
I.-
. >
-
■
toegang verschaffen, aan elk van welke -een dezer helden de wacht
houdt. Wie binnen wil treden, moet zich aan een der zes onderwerpen.” (Herm. Grimm.) Bij dit boekje, zoo rijk aan schoonfr
en diepzinnige gedachten, moeten wij, al kan het slechts kort
zijn, de aandacht onzer lezers bepalen.
Plato behoort tot de lievelingsschrijvers van Emerson. Telkens
komt hij op hem terug. Wanneer een scepticus, over vragen die
op het geestelijk leven betrekking hebben, zijn meeningen verkondigt en Plato niet gelezen heeft, dan kan hij, volgens onzen schrijver, geen aanspraak maken op onzen tijd.
Gedurende 22 eeuwen is Plato de Bijbel der geleerden. Mannen als Augustinus, Copernicus, Newton, Swedenborg waren zijn
schuldenaars en tot schade van hun roem na hem geboren.
Tot schande der menschheid is het niemand gelukt, om een
enkel idee aan de zijne toe te voegen. Hij had geen vrouw en
kinderen, maar de denkers van alle beschaafde volken vormen zijn
nakomelingschap en zijn met zijn geest doortrokken. De alexandrijnsche geleerden' en de groote helden uit de eeuw van Eliza
beth zijn leerlingen van hem. Het Calvinisme, ja zelfs het Chris
tendom vindt ge in zijn Phaedo terug. Het mysticisme dankt aan
Plato al zijn teksten. Een Engelschman leest hem en roept uit:
Hoe geheel engelschfl Een lezer in Nieuw-Engeland houdt hem
voor een amerikaansch genie.
Hoe is het te verklaren, dat hij in de geschiedenis van het
geestelijk leven van ons geslacht zulk een hooge plaats heeft in
genomen , dat alle scholen, wijsgeeren, kerken, priesters zijn
werken hebben bestudeei^r Zulk een wonder zou onverklaarbaar
zijn, ware Plato niet een oprecht en universeel denker geweest,
die de wetten van den geest en de orde der natuur wist te eerbiedigen, in wiens hoofd een plaats was voor de schatten van
Europa en van Azie.
Emerson dweept, zou men bijna zeggen, met Plato. Alleen be-
�RALPH WALDO EMERSON.
91
treurt hij het, dat deze edele in het achtste boek der Republiek
den leugen voor regenten geoorloofd acht.
Is Swedenborg terecht de vertegenwoordiger der mystiek genoemd? Deze type komt mij voor het minst gelukt te zijn Gaarne
beken ik, dat het mij niet gelukt is, den schrijver altijd te kunnen volgen. Misschien zou hier de uitspraak van een zijner bewonderaars in Amerika van toepassing zijn: Als ik Emerson niet
hegrijp, dan ligt het aan mij.
Het kan ook zijn, dat Swedenborg, die zelf alles behalve door
duidelijkheid uitmunt, moeielijk in een helder licht kan worden
gesteld voor hen, die vreemdelingen zijn in zijn werken.
Er is in die vreemde persoonlijkheid veel, dat Emerson aantrekt.
Vooreerst staan bij hem boven den dichter en den wijsgeer de
mannen, die ons in de wereld der zedelijkheid of van den wil
binnenleiden. ‘‘Van alles maak ik poezie, maar het zedelijk gevoel maakt poezie van mij.”
Maar hij vond ook enkele zijner lievelingsdenkbeelden bij Sweden
borg terug. Alles in de natuur is volgens dezen mysticus symbolisch
-en typisch; de zinnelijke wereld is slechts het zinnebeeld der geestelijke. Met vromen eerbied was hij vervuld voor de harmonie,
die hij in de natuur wist te ontdekken. Volgens Emerson komt
hem een plaats toe onder de wetgevers der menschheid. Zijn tijdgenooten mochten hem voor een visionair houden; maar terwijl
de koningen en hertogen van zijn tijd lang vergeten zijn, begint
hij thans in de harten van duizenden te leven.
Toch is Emerson alles behalve blind voor de afdwalingen van
dien grooten geest. Zijn omgang met engelen en geesten trok
hem niet aan. Zijn onderzoek droeg eeri te uitsluitend theologisch
karakter. Het individu kwam bij hem niet tot zijn recht. Men
is met hem altijd in een kerk.
De scepticus heeft een afkeer van de uitersten. Hij gaat even-
�92
RALPH WALDO EMERSON.
min met den speculatieven wijsgeer als met den materialist, met
den idealist als met den realist, met den geloovige als met den
ongeloovige mede. Waarom —■ zoo vraagt hij — zal ik gaan
philosopheeren over dingen, die buiten de grenzen van mijn ver
stand liggen? Waartoe ons op overtuigingen omtrent een ander
leven beroepen, die wij niet bezitten? Wat baat het de kracht
der deugd te overdrijven en een eogel te worden vbdr uw tijd?
Ik heb genoeg van de dogmatici en walg van hen, die de dog
ma’s ontkennen. Ik ben hier om te onderzoeken. Waartoe theorieen over de maatschappij, den godsdienst, de natuur verkondigd, die elk oogenblik weersproken kunnen worden ?
Het terrein van den scepticus is dat der waarneming, der onthouding, niet van het ongeloof, van de ontkenning, nog minder
van de spotternij. Hij is de bedachtzame, voorzichtige man, die
zijn rekening opmaakt, zijn goederen bestuurt en meent, dat een
mensch te veel vijanden heeft, om ook nog zijn eigen vijand te
worden. Montaigne is volgens hem een type van het verstandig
scepticisme.
Vanwaar Emerson’s voorliefde voor hem? Hij verhaalt ons,
dat hem uit de bibliotheek zijns vaders een deel van Cotton’s
vertaling der Essais van Montaigne in handen kwam. Jaren
daarna, toen hij pas de hoogeschool verlaten had, las hij het
en schafte zich ook de andere deelen aan. De lectuur boeide
hem. ’t Was hem of hij zelf die bladzijden geschreven had in
een vroeger leven, daar zij geheel de uitdrukking waren van zijn
eigen denkbeelden en ervaringen. Met blijdschap vernam hij later,
dat een der nieuw ontdekte autografen van Shakespeare op een
vertaling van Montaigne door Florio geschreven was.
Ook trok hem Montaigne’s blanke oprechtheid aan. Hij verstond niet de kunst van veinzen. Hij beleed zijn zonden. Zijn
eigen deugden hield hij niet voor vlekkeloos. “Wanneer ik zijn
portret tegenover het titelblad bekijk, dan is ’t of ik hem hoor
�RALPH 'WALDO EMERSON.
93
zeggen: gij kunt declameeren en overdrijven zooveel gij wilt;
ik houd mij aan de waarheid en spreek liever in proza over wat
ik weet, dan dat ik een fraaien roman schrijf. Ik houd van oude
schoenen, die mijn voeten geen pijn doen, van oude vrienden en
duidelijke bewijzen.”
Zijn beschouwingen over allerlei onderwerpen laten zich aangenaam lezen. Montaigne schrijft in de taal der conversatie. Hij
is nooit zouteloos, onoprecht en bezit het talent om den lezer
bezig te houden met wat hem belang inboezemt. Hij kent de
wereld, de boeken en zijn eigen persoon; hij schreeuwt niet,
protesteert niet, smeekt niet; hij geniet elk uur van den dag
en bemint de smart, omdat zij hem aan de werkelijkheid herinnert. Hij houdt van stevigen grond onder zijn voeten. Enthousiasme of hoogere inspiratie zoekt gij bij hem te vergeefs. Hij
blijft altijd kalm en bezadigd; alleen wanneer hij over Socrates
spreekt, wordt hij hartstochtelijk.
Het recht van het scepticisme van Montaigne moet volgens
Emerson erkend worden. In sommige oogenblikken van ons leven
trekt het ons aan. Het is niet het scepticisme van den materia
list. “Wat vleermuizen of ossen denken , gaat ons niet aan.”
Maar het scepticisme heeft zijn grenzen. Het zedelijk gevoel is
onaantastbaar. In het veranderlijke moeten wij het blijvende leeren
ontdekken. Moge de eene afgrond zicb onder den anderen openen,
deze meening plaats maken voor gene — in de eeuwige oorzaak
heeft alles zijn grond.
Geen dichter staat in Emerson’s oog zoo hoog als Shakespeare,
de dichter bij uitnemendheid. Anderer wijsheid kunt gij verklaren,
de zijne niet. Wij moeten in het voorhof blijven staan. Men kan
zich niets verheveners voorstellen dan zijn scheppingen. Zijn levenswijsheid is even groot als zijn lyrisch talent en phantasie.
Zijn taal is melodieus en waar. Nooit liet hij zich tot ostentatie
�94
Ralph Waldo
emerson.
verleiden. De personen, die hij laat optreden, schijnen met hem
onder
dak te wonen.
Niet Aubrey of Eowe, maar Shakespeare zelf geeft ons zijn
biographie. Al kan hij zijn drievoet niet verlaten, om ons de
geheime geschiedenis zijner inspiratie te verhalen, wij kennen zijn
overtuigingen over vr^agstukken, waarin elk mensch belang stelt:
over leven en dood, rijkdom en armoede, over de verborgen en
zichtbare invloeden, die ons lot bepalen, over de geheimzinnige
en demonische machten, welke met onze wetenschap spotten. Wie’
las ooit zijn sonnetten en drama’s en ontdekte niet zijn intiemste
gedachten ? Bleven de vragen, die op zedelijkheid, godsdienst,
wijsbegeerte betrekking hebben, door hem onbeantwoord ? Kan
een vorst niet, evenals Napoleon van Talma, van hem leeren ,
hoe hij koninklijk moet optreden? Welk meisje vond hem niet
teederder dan haar eigen teederste gevoelens? Overtrof hij den
jeugdigen minnaar niet in liefde? Aan welken edelman met ruwe
manieren gaf hij geen lessen ?
Waarom mag Shakespeare het type van den dichter heeten?
Omdat hij het wezen der dingen in muziek en verzen weet uit
te drukken. Hij is een profeet, een voorlooper van een beteren
toestand. Onpartijdig schildert hij het tragische zoowel als het
komische. Met even vaste hand teekent hij een ooghaartje of een
kuiltje in den wang, als een berg. De gansche wereld kon zich
door hem laten portretteeren.
Men zou zich vergissen, wanneer men Emerson voor een blind
vereerder van “dien zanger en weldoener der menschheid” hield.
Ook Shakespeare deelt volgens hem in de menschelijke onvolkomenheden. Hij bleeft bij de schoonheid der zichtbare wereld
staan. Het is bevreemdend, dat zulk een genie niet de hoogere
beteekenis der symbolen onderzocht. Waar het talent en gaven
des geestes geldt, kent de wereld zijns gelijke niet. Maar zijn
leven was in strijd met zijn ideeen. Hij, die voor de zielkunde
�RALPH WALDO
EMERSON.
95
een nieuw veld opende , die de standaard der menschheid hooger
vlrhief, leidde zelf een onheilig leven! Hij misbruikte zijn genie
tot amusement van het publiek! “De wereld wacht nog op haar
dichter-priester, die als een geinspireerde zien, spreken en handelen zal.”
De schrijver is , volgens Emerson , de man voor alle eeuwen ,
die tot zijn eigen tijd in de rechte betrekking moet staan. Hij
was vroeger een gewijde persoonlijkheid. Toen schreef hij bijbels, hymnen ter eere der godheid, wetboeken , heldendichten
en treurspelen. Elk zijner woorden bevatte een waarheid. Hij
wekte volken tot nieuw leven op. Waarom zijn de schrijvers
thans minder geSerd ? Omdat zij voor de wisselende meeningen
van het wufte volk buigen, een slechte regeering schaamteloos
verdedigen of in dienst der oppositie hun geblaf laten hooren,
kleurlooze kritiek en onzedelijke romans schrijven, in plaats van
dag en nacht hun dorst aan de bronnen der inspiratie te
lesschen.
Emerson meent, dat wij van niemand beter dan van Goethe
de macht en den plicht van den auteur kunnen leeren. Hij trad op
in een tijd van algemeene beschaving zonder individualiteit; van
poStische schrijvers zonder dichters; van parlementaire redenaars
en advocaten zonder Demosthenessen en Chattams; van theologische faculteiten zonder profeten, van geleerde genootschappen
zonder geleerden.
Goethe is het hoofd van het duitsche volk. Hij ontleende zijn
kracht aan de natuur, waarmede hij op het innigst verbonden was,
aan den eeuwigen geest, die hem bezielde. Vandaar dat verheven
gevoel van onafhankelijkheid, hetwelk hem kenmerkte. Niets bleef
voor hem verborgen; hij wist van demonen, heiligen, bovennatuurlijke krachten gebruik te maken. Hij ontdekte elk geheim
op het gebied der schoone kunsten. Hij had geen tijd, om iemand
�96
■RALPH WALDO EMERSON,,
te haten. Zijn “Wilhelm Meister” is de schoonste roman. Wie het
boek kan verstaan, leest het met verrukking en verbazing. Geen
werk dezer eeuw is z66 nieuw, beschrijft het leven, de gewoonten, de karakters der menschen z66 juist. Alleen het slot is gebrekkig en onzedelijk.
Waarom, vraagt Emerson, kunnen wij Goethe nooit als een
geliefd vriend begroeten ? Omdat hij meermalen ons zedelijk gevoel beleedigt. De waarheid is bij hem alleen een middel tot
beschaving. De toon, dien hij aanslaat, is te wereldsch. “Wij
moeten” — zoo luidt het schoone slot dezer schets — “heilige
schriften schrijven, om aarde en hemel te vereenigen. Geen enkele onwaarheid mag blijven bestaan. De waarheid moet altijd
het richtsnoer onzer daden'zijn.”
Napoleon wordt als de vertegenwoordiger van de mannen van
het gezond verstand, van de praktijk geschetst. Hij is de profeet
van de kooplieden, industrieelen, van alien, wier doel is rijk te
worden. Hij bezat alles, wat de mensch in de 19de eeuw begeert: goede boeken, goed gezelschap , talrijke bedienden, paleizen , schilderijen en wat al niet meer. De ergste ziekte is in zijn
oog het verlangen naar volmaaktheid. Met minachting spreekt hij
over de predikers der vrijheid. Necker en Lafayette zijn in zijn
oog dwepers! Dankbaarheid en edelmoedigheid achtte hij goed
voor vrouwen en kinderen.
Napoleon werd geboren , omdat hij noodzakelijk was. Hij heerschte
over de volken, omdat deze Napoleons in het klein waren. Hij was
een man van staal en ijzer; zestien uren kon hij te paard
zitten, dagen lang bijna zonder voedsel en rust blijven. Hij handelde met de snelheid eens tijgers. Moedig, vastberaden , zonder
gewetensbezwaren, liet hij zich door niemand of niets van zijn
voornemen afbrengen. Hij wist wat hij den volgenden dag te
doen had. Hinderpalen en gevaren kende hij niet. Hij had een
�RALPH WALDO EMERSON.
97
afkeer -van de mannen van geboorte en van “de erfelijke ezels”,
gelijk hij de Bourbons noemde.
Met al zijn groote en scbitterende gaven was hij geen held in
den waren zin des woords. Omdat hij verstand had zonder geweten, was hij een bedrieger en een schelm. Hij zocht fortuin
te maken zonder zedelijk begins el. Daarom heeft zijn werk geen
sporen achtergelaten. Volgens de eeuwige wet, die in het heelal
heerscht, moet iedere daad, die een zelfzuchtig doel beoogt, mislukken. Alleen dat goed gedijt, hetwelk met open deuren genoten kan worden en anderen tot zegen is.
Emerson is niet alleen wijsgeer, maar ook moralist. Ook
als zoodanig dienen wij hem wat meer van naderbij te leeren
kennen.
Het beginsel der zedelijkheid is volgens hem zelfvertrouwen. 1
Er komt in het leven van elk mensch een tijd, wanneer hij inziet, dat navolging voor hem met zelfmoord gelijk staat. Niemand, ook hij zelf niet, weet wat hij vermag, voordat hij er
de proef van genomen heeft. Gelijk de groote helden van ons geslacht, moet elk mensch de plaats innemen, welke de goddelijke Voorzienigheid hem heeft aangewezen, een weldoener en verlosser voor anderen zijn. Maar wij vertrouwen niet genoeg op ons
zelve en schamen ons daarom voor de goddelijke gedachte, die
wij vertegenwoordigen.
De maatschappij is er op uit, om ons deze zelfstandigheid te
ontrooven. Zij heeft een afkeer van zelfvertrouwen, houdt van
gebruiken en gewoonten en eischt boven alles conformiteit. Daartegen waarschuwt Emerson zoo krachtig mogelijk. Een mensch
moet een non-conformist wezen. Zelf moet hij onderzoeken wat
Vgl. zija Essay: Sdf-Reliance.
�98
RALPH WALDO EMERSON.
goed is, overal, zonder aanzien des persoons, de ronde waarheid
zeggen. In de wereld volgens de publieke opinie, in de eenzaamheid naar eigen overtuiging te leven, dat gaat gemakkelijk. Maar
alleen hij is groot, die in de wereld de onafhankelijkheid der
eenzaamheid bewaart. Wie zich naar gebruiken schikt, die voor
hem geen recht van bestaan hebben, verliest al zijn kracht Wie
een doode kerk in het leven zoekt te houden, geeft zijn karakter
prijs. Wanneer ik weet, tot welke sekte iemand behoort, behoef
ik naar zijn meeningen geen onderzoek meer te doen. Als een
prediker over de kerkelijke instellingen het woord voert, dan weet
ik vooruit, dat hij niet als mensch, maar als dienaar der parochie
zal spreken. (?)
Laat de menigte haar ontevredenheid toonen over onze nonconformiteit, haar oordeel is zonder waarde.
Er is nog meer, wat ons zelfvertrouwen in den weg staat: onze
eerbied voor ons eigen verleden, voor onze woorden en daden,
waaraan wij niet ontrouw willen worden (consistency). Die dwaze
vasthoudendheid is het ideaal van kleine staatslieden, kleine philosofen en kleine theologen. Een groote ziel zegt ronduit wat
zij heden denkt, en spreekt later even open haar overtuigingen
uit, al wijken zij nog zoo ver af van die, welke vroeger gehuldigd werden. Het is waar, dan zullen oude dames uitroepen:
gij kunt zeker zijn, dat gij niet begrepen wordt. Maar Pytha
goras, Socrates, Jezus , KLuther, Copernicus, Galilei, Newton,
ja, geen enkel wijs en edel mensch werd ooit begrepen. Is dat
zoo treurig?
De bron van het zelfvertrouwen is volgens Emerson de spontaneiteit. “De intuitie is de fontein, waaruit daden en gedachten
ontspringen, de bron der inspiratie, welke alleen de atheist loochent.
Elk mensch weet, dat hij aan zijn inspiraties volkomen vertrouwen
schuldig is. Zij zijn evenmin betwistbaar als dag en nacht.”
�RALPH WALDO EMERSON.
99
Op twee wetten in de zedelijke wereld vestigt Emerson vooral
de aandacht: de eerste is die der compensatie. 1
Reeds in zijn jengd, zoo verhaalt hij ons, had hij gewenscht,
over deze wet iets te schrijven. Naar zijn meening kan het leven
ons omtrent die wet beter inlichten dan de theologie, weet het
volk er meer van dan de predikers. De oneindige verscheidenheid
der documenten, die van de compensatie getuigen, bekoorde zijn
verbeelding. Hij was er van overtuigd, dat de leer der com
pensatie een ster op onzen weg zou zijn, waardoor wij in donkere oogenblikken voor afdwalingen bewaard werden. Op lateren
leeftijd werd de begeerte om daarover te schrijven weder bij hem
opgewekt. Hij hoorde een leeraar, die om zijn orthodoxie geacht
was, op de gewone manier over het laatste oordeel preeken. Aan
de rede en de Schrift ontleende hij de bewijzen, die ons dwingen aan een vergelding in het toekomend leven te gelooven. In
deze wereld toch heeft de gerechtigheid haar loop niet. De vergeldingsleer, door den prediker verkondigd, kwam hier op neer: goederen, prachtige kleeren, weelde en nog zooveel meer, dat alles is
thans in handen der beginselloozen, terwijl de godsdienstigen
arm en veracht zijn. De laatsten hebben dus aanspraak op geld,
wildbraad, champagne enz.
De dwaling van den prediker bestond volgens Emerson in de
concessie, dat de slechten gelukkig zijn en dat er op aarde geen
gerechtigheid heerscht. Maar de vergadering ging schijnbaar wel
voldaan naai’ huis. Nu moest hij zelf dat onderwerp eens op zijn
wijze gaan behandelen. Wij kunnen slechts enkele punten uit zijn
interessante verhandeling aanstippen.
Er heerscht in de natuur een onvermijdelijk dualisme, zoo
dat elk voorwerp een helft is, welke door een andere gecompleteerd wordt, b. v. geest en stof; man en vrouw; subjectief en
1 Vgl. zijn Essay: Compensation.
�100
RALPH WALDO EMERSON.
objectief; boven en beneden; beweging en rust; ja en neen. De
physiologen hebben opgemerkt, dat er in de dierenwereld geen
bevoorrechten zijn, daar een zekere compensatie het evenwicht be-
waart tusschen elke gave en elk gebrek.
Een koud klimaat verhoogt onze kracht, Een onvruchtbare grond
brengt geen koortsen, krokodillen, tijgers of schorpioenen voort.
Ook in
Alle zoet
lies. Met
Wat ter
het leven van den mensch heerscht hetzelfde dualisme.
heeft zijn bitter. Tegenover elke winst staat een ver
elk grein vernuft krijgt gij ook een grein dwaasheid.
eener zijde verloren gaat, wordt ter anderer zijde ge-
wonnen. De natuur houdt niet van monopolies en uitzonderingen.
In het oog van den pachter is macht een begeerlijke zaak.
Maar hij vergeet, dat de President zijn “White-House” ’ duur
betaaid heeft. Misschien heeft hij zijn vrede en zijn beste eigen-
schappen moeten prijsgeven. Wie door de kracht van zijn wil
of zijn geest over duizenden heerscht, draagt ook de verantwoordelijkheid van die macht. De gemspireerde moet van het licht
getuigen', vader en moeder, vrouw en kind haten, de wereld be
droeven door aan de waarheid getrouw te blijven.
De wet der compensatie schrijft aan steden en volken wetten
voor. Niemand vermag iets tegen haar. Is een regeering wreed,
dan is het leven van den regent niet meer veilig. Wanneer het
strafwetboek te gestreng is, dan zullen de jury’s geen veroordeelend vonnis uitspreken. Al wat willekeurig, kunstmatig is, kan
op den duur niet bestaan.
Het heelal is in elk zijner deeltjes vertegenwoordigd. De natuuronderzoeker merkt in elke metamorphose hetzelfde type op:
het paard is een loopend, de visch een zwemmend, de vogel
een vliegend mensch. De ware leer der alomtegenwoordigheid Gods
1 De naam van het hotel, volgens de Constitute der Vereenigde Staten
van Amerika ter beschikking van den President gesteld.
�RALPH WALDO EMERSON.
101
is deze: God openbaart zich met al zijn eigenschappen in elk
grasscheutje.
Alle dingen zijn zedelijk. De ziel, die in ons gevoel is, heet
buiten ons wet. In ons bemerken wij haar inspiratie, terwijl wij
in de geschiedenis haar noodlottige kracht kunnen bespeuren. “Zij
is in de wereld en de wereld is door haar gemaakt.”
Elk geheim komt aan het licht, iedere misdaad wordt gestraft,
elke deugd beloond, elk onrecht hersteld. Wat wij vergelding noemen, is de noodzakelijkheid, door welke het geheel verschijnt
wanneer een deel aanwezig is. Als gij rook ziet, moet er ook
vnur zijn. Oorzaak en gevolg, middelen en doel, zaad en vrucht
kunnen niet gescheiden worden. Alle pogingen, die de dwazen ondernemen om het goede te verkrijgen, zonder aan de voorwaarden
te voldoen, die daaraan verbonden zijn, blijven vruchteloos.
De wet der compensatie wordt in de spreekwoorden van alle
volken verkondigd: geef en u zal gegeven worden ; wie niets waagt,
bezit niets; wie niet werkt, zal niet eten; verwenschingen komen
altijd terug op het hoofd van hem, die ze uitspreekt; de duivel
is een ezel.
Wie een ander onrecht aandoet, lijdt daardoor zelf. De fanaticus, die de poorten des hemels voor anderen wil sluiten, vergeet dat voor hem de toegang gesloten is. Wie zich om het hart
van anderen niet bekommert, zal ook het zijne verliezen.
Niemand kan den edele eenig kwaad doen. Ziekte, beleediging,
armoede, alle rampen, worden zijn weldoeners. Een dwaas bijgeloof beweert, dat een mensch door anderen bedrogen kan worden.
Wij kunnen slechts ons zelve misleiden. Elke bewezen dienst wordt
vergolden. Hoe langer de betaling uitgesteld wordt, des te beter
voor ons: de goddelijke gerechtigheid is gewoon, met interest op
interest te betalen.
De geschiedenis der vervolgingen verhaalt, hoe de menschen
beproefd hebben de natuur te misleiden. Te vergeefs. De geeseling,
�102
RALPH WALDO EMERSON.
die de martelaar ondergaat, strekt hem tot eer; ieder boek, dat
verbrand wordt, verlicht de wereld ; elke stem, die men tot zwijgen
poogt te brengen, weerklinkt over de gansche aarde. Eindelijk
ontwaken de geesten en de martelaar wordt gerechtvaardigd, de
onderdrukker van zijn macht beroofd.
De omstandigheden zijn onverschillig; de mensch is alles. Wanneer dwazen van de wet der compen satie hooren, dan roepen
zij nit: wat baat het goed te doen? Als ik iets goeds deelachtig word, moet ik den prijs daarvoor betalen; verlies ik iets
goeds, dan win ik wat anders. Zij vergeten, dat een mensch niets
wezenlijks verliest, wanneer hij in rechtschapenheid toeneemt. “Ik
wensch geen uitwendige goederen , geen eerbewijzingen , geen macht,
geen gunst van menschen, daar zij geen werkelijke winst aanbieden. Ik begin de woorden van den heiligen Bernard te begrijpen:
“Nieman d kan mij kwaad doen dan ik zelf; wanneer ik werkelijk
lijd, is het alleen mijn eigen schuld.”
Er schijnt een groote onrechtvaardigheid in de wereld te bestaan.
Wij denken aan de onderscheiding, die wij overal opmerken tusschen meer en minder. Wij voelen ons bedroefd, als wij in aanraking komen met menschen, die minder vermogens hebben dan
wij, en zijn verlegen met onze verhouding tegenover hen. Wij zijn
bevreesd, dat zij God zullen aanklagen. Maar wanneer wij de feiten
nauwkeurig onderzoeken , dan verdwijnen al die kolossale ongelijkheden. De liefde heft ze alle op. Is mijn broeder edeler dan ik,
ik kan hem beminnen en zijn eigenschappen worden de mijne. Ik
ontdek, dat hij mijn goede genius is. Wanneer ik Jezus bemin,
wordt zijn deugd dan niet de mijne?
Langzamerhand komen wij tot het besef, dat de wet der compensatie zich ook in de rampen des levens openbaart. Wij kunnen
van onze vrienden niet scheiden. Onze engelen willen wij niet laten
vertrekken. Maar wij vergeten, dat zij voor aartsengelen plaats
maken. De dood van een geliefden vriend of van een onzer be-
�-Vi' V
’ : ‘ RALPH WALDO EMERSON.
'
103
trekkingen, eerst een gemis, brengt gewoonlijk een weldadige omwenteling in ons leven tot stand. Een tijdperk van ons leven
wordt gesloten, om plaats te maken voor een ander, dat heilzamer is voor de ontwikkeling van ons karakter.
Emerson herinnert nog aan een andere wet in de zedelijke wereld ,
die der voortdurende opklimmende beweging, welke zich overal
in bet heelal openbaart. 1 Elk einde is een begin; om elken cirkel
kan men een anderen beschrijven; onder elken afgrond opent zich
een diepere. Een laatste feit is het begin van een nieuwe serie
van feiten.
Wij zoeken steeds een hoogeren trap te bereiken dan dien, waarop
wij het laatst stonden. Elke nieuwe stap, door ons in het rijk
der gedachten gedaan, leert ons, dat twintig tegenstrijdige feiten
de uitdrukking zijn van een en dezelfde wet.
Wanneer God op aarde een denker zendt, dan schijnt alles in
gevaar. Elk deel der wetenschap moet op nieuw onderzocht wor
den,- aan menige letterkundige celebriteit dreigt de kroon ontnomen te zullen worden. Zijn komst wordt met blijdschap begroet
door hem, die de waarheid verkiest boven zijn meeningen over
de waarheid, die overtuigd is, dat zijn verhouding tot de maatschappij, het Christendom en de wereld niet boven alle bedenking
verheven is.
Geen enkele deugd heeft reeds haar toppunt bereikt. De maatschappelijke deugden zijn de ondeugden van den heilige. Onze
vrees voor hervorming is een bewijs , dat onze zoogenoemde deugden
in denzelfden afgrond moeten geworpen worden, die reeds onze
grovere ondeugden heeft verzwolgen.
1 Vgl. zijn Essay: Circles.
XI.
7
�104
RALPH WALDO EMERSON.
In zijn verbeelding hoort Emerson de volgende tegenwerping: “Tot
welk een fraai Pyrrhonisme zijt gij gekomen, o wijsgeer der kringen!
Gij zoudt ons gaarne willen wijsmaken, dat zelfs onze misdaden,
als wij waar zijn, levende steenen kunnen zijn, waarmede wij
den tempel van den waren God zullen bouwen.” Zijn antwoord luidt:
Ik bekommer mij niet om de rechtvaardiging mijner gevoelens. Ik
verblijd mij, dat ik mocht opmerken, hoe het onoverwinlijk beginsel van het goede in elke spleet doordringt, die het egoisme
openlaat. Ik ben slechts een zoeker der waarheid. Niemand be-
hoeft aan hetgeen ik doe of laat eenige waarde toe te kennen.
Ik onderzoek eenvoudig, alsof er geen verleden achter mij lag.
Met onverzadelijke begeerte street ik er naar, om een nieuwen
cirkel te trekken. Zonder geestdrift is nimmer iets groots tot stand
gekomen. Als wij hiet weten waarheen wij gaan, dan kunnen wij.
hoog stijgen.
Wij moeten van ten moralist afscheid nemen. Wanneer wij
over meer ruimte konden beschikken, we zouden vooral de aandacht onzer lezers bij de Essays over karakter, liefde en vriendschap bepalen?P
Terecht is Emerson een dichter genoemd. Niet omdat hij eenige
verhandelingen geschreven heeft over kunst, poezie, verbeelding,
melodie; ook niet ijlmdat hij een paar bundels verzen in het licht
heeft gegeven. De inspiratie van den dichter is hem alles behalve
vreemd. Zijn stijl kenmerkt zich door levendigheid en aanschouwe-.
lijkheid. Zijn proza is menigmaal poezie. Wat hij over de roeping
van den dichteijj schreef, is niet uit boeken geput. uElk mensch
beleeft enkele oogenblikken 1 wanneer hij de stof beheerscht. In.
1 Vgl. ook, in The Conduct of Life, de opstellen over Power, Cul
ture, Illusions.
�RALPH WALDO EMERSON.
105
goed gezelschap wordt alles in schoone gelijkenissen, in symbolen uitgedrukt. De dichter moet de grootste beeldhouwer zijn.
Aan het hof der Muzen geldt de onverbiddelijke wet: gij moet bf
geinspireerd zijn df zwijgen. De zanger mag slechts in zijn beste
oogenblikken zijn stem verheffen. De hoogste poezie, die aan de
menschheid jeugd en gezondheid, heldenmoed en kracht schenkt,
is dieper verborgen en moeielijker te ontdekken dan Amerika en
Australis, de stoom en de electrische batterij. De poezie is onschatbaar als een schuilplaats van het geloof, als een protest tegen
het geschreeuw van het atheisme. Elke schoone en mannelijke
r
taal is een zuivere toon in het lied.”
Spreekt uit zulk een taal niet de dichter tot ons?
Niemand herinnert minder dan Emerson aan den geleerde van
•den ouden stempel. Naar uitvoerige citaten, die van zijn geleerdheid getuigenis moeten afleggen, zoekt ge bij hem te vergeefs.
Toch is hij tehuis in oude en nieuwe letterkunde, zoowel van het
Oosten als van het Westen. Als hij ze noodig heeft, staan hem
de beste schrijvers en dichters ten dienste. Hij heeft ze niet alleen
gelezen, maar ook hun beste gedachten in hoofd en hart bewaard.
Met een zijner Essays, getiteld: Boeken, willen wij nog vluchtig
kennismaken. 1
Er zijn boeken, hoewel hun getal klein is, die in ons leven
dezelfde plaats innemen als ouders, geliefden en hartstochtelijke
ervaringen ; die z66 heilzaam, versterkend, revolutionair zijn , zulk
een treffende overeenkomst toonen met de wereld, die zij schilderen, dat wij ons schamen, aan zulke werken niet een voorname
plaats in ons leven te hebben toegekend.
* In Society and Solitude.
�106
RALPH WALDO EMERSON.
In een uitgezochte kleine bibliotheek verkeeren wij in gezelschap van de wijste en ontwikkeldste mannen uit de beschaafde
landen in verschillende eeuwen. De gedachten, die zij zelfs voor
hun boezemvrienden niet durfden uitspreken, liggen voor ons
open. Wij danken daaraan de idee der onsterfelijkheid. Zij versterken in ons de zedelijke kracht en wekken onze phantasie
op. Wie de classieke werken gelezen heeft, heeft recht tot spreken. Maar als een scepticus of een schijnheilige over vraagstukken, die op het geestelijk leven betrekking hebben, een oordeel
velt, zonder dat hij de werken der groote meesters op dit gebied gelezen heeft, dan mag hij op uw tijd geen aanspraak rnaken. Laat hem eerst naar de bronnen gaan, om daar zelf het
antwoord te vernemen.
Volgens Emerson ontbreekt aan de Hoogescholen een leerstoel
der “boeken”, welke meer dan eenige andere vereischt wordt. Ineen academische bibliotheek noodigen duizende vrienden, in dezelfde foedralen gehuld, ons uit. De keus is moeielijk en wij
weten uit eigen ervaring, dat in deze loterij minstens vijftig of
honderd nieten op £en prijs voorkomen. Wanneer nu een barmhartige ziel,. die een groot deel van zijn tijd verspild heeft te
midden van onbeduidendheden, eindelijk rust vond bij enkele
meesterstukken, die hem gelukkig maakten, zou hij een goed
werk verrichten, als hij ons die werken wilde aanwijzen, welke
hem veilig over oceauen en donkere moerassen in het hart der
heilige steden, naar paleizen en tempels gevoerd hebben. De Fabriciussen, de Scaligers, de Mirandolas, de Bayles, de Johnsons
zouden de aangewezen personen zijn, wier oog met e£n blik den ganschen horizont der geleerdheid omvat.
Het lezen van middelmatige schrijvers is onvruchtbaar. Vele
volken danken hun beschaving aan
enkel boek. Voor een
groot deel van Europa was de Bijbel de eenige godsdienstige
lectuur. Hafiz, Confucius, Cervantes waren de grootste genieen
�RALPH WALDO EMERSON.
407
I der Perzen, Chinezen en Spanjaarden. Het zou wenschelijk zijn,
dat alle schrijvers van lageren rang voor ons verloren gingen >
opdat wij een diepe studie van de uitnemendste geesten konden
maken.
Emerson wil voorloopig de taak van zulk een professor der
“boeken” op zich nemen en noemt eenige werken op, die niemand zonder schade ongelezen kan laten.
Wie geen vreemdeling in Griekenland wil zijn, moet Homerus,
Herodotus, Aeschylus, Plato en Plutarchus kennen.
Onder de Platonici kunnen Plotinus, Porphyrius, Jamblichus
niet ongelezen blijven.
Voor de kennis van Rome’s geschiedenis zijn Livius, Horatius,
Tacitus, Martialis, Gibbon onontbeerlijk.
' Zonder Dante, Boccacio, Michel Angelo kunnen wij de Middeleeuwen niet verstaan.
Voor de oudste geschiedenis van Engeland moeten o. a. de
jongere Edda, Beda Venerabilis en Hume, voor de eeuw van Eli
zabeth Shakespeare, Spencer, Baco, Beaumont, Fletcher, Her
bert — om slechts enkelen te noemen — bestudeerd worden.
, a Voor de geschiedenis zijn vooral biographiefe van belang. Tot
de beste boeken rekent Emerson autobiographieen als die van
Augustinus, Benvenuto Cellini, Montaigne, ■ Rousseau, Linnaeus,
Gibbon, Hume , Franklin, Burns, Goethe en Haydn.
In onzen tijd, nu velen onverschillig zijn omtrent alles, wat niet
in getallen kan worden uitgedrukt, moeten vooral de dichters en
alien, die de phantasie opwekken, in eere gehouden worden.
De allerbeste lectuur bieden ons volgens Emerson de heilige
schriften, niet alleen die der Jodea en der Christenen, maar ook
die van heidensche volken, vooral de Veda’s, de wetten van
Manu, de Upanischads, de Bhagavad-Gita en de heilige boeken
der Buddhisten aan. “De Bijbels zijn de majestueuse uitdrukking
van het algemeen geweten. Zij zijn bestemd voor de binnenkamer en
�1,Q8
RALPH WALDO EMERSON.
moeten op de knieSn gelezen worden. De zendeling kan ze medenemen , maar zal bemerken, dat de geest, die in deze boeken woont,
sneller reist dan hy en hem by zijn komst in een vreemd land begroet.”
Daarnaast worden die schriften geplaatst, welke bijna canoniek
gezag verwierven, zooals de spreuken van Epictetus, van Mar
cus Aurelius, de “Imitatio Christi” en de “Pens^es” van Pascal.
Aan het slot zijner lezing erkent de spreker, dat niet ieder
in staat is, om de meesterstukken der menschheid, al bepaalde
hij zich daartoe ook alleen, te lezen. Hij beveelt daarom letterkundige vereenigingen aan, waarin elk op zijn beurt een beroemden schrijver aan anderen voorstelt. Wanneer wij de parels
aanbieden, die wij zelve in een werk gevonden hebben, dan
mogen anderen beslissen, of het voor hen onontbeerlijk is.
Frederika Bremer heeft Emerson vergeleken met zijn landgenoot
Theodore Parker en niet zonder reden. Bij alle verschil, waarop
wij hier niet kunnen wijzen, beschouwden beiden het als hun
roeping, om als profeten onder hun volk te arbeiden. Welk een
liefde voor waarheid en gerechtigheid woonde in die twee edele
harten! Tegenover het gezag in kerk en maatschappij hebben zij
de vrijheid gepredikt; tegenover het materialisme de vaan van
het idealisme omhoog geheven.,
Julian Schmidt noemt Emerson een geestverwant van Carlyle.
“Emerson errinnert fast in all seinen Schriften an Carlyle. Ohne Zweifel ist er als der jiingere von ihm stark beeinfluszt; die Verwandtschaft ist jedoch angeboren.” 1 Beider ingenomenheid met Duitschland, hun idealistische levensbeschouwing, hun opvatting van de
geschiedenis en van de waarde der groote helden van ons ge1 Vgl. de Inleiding voor de Neue Essays van R. W. Emerson, p. X.
�RALPH WALDO EMERSON.
109
slacht Ieveren treffende parallellen. Toch zou het weinig moeite
kosten, om naast de o vereen stemming het verschil tusschen deze
groote geesten in het licht te stellen.
Wij hebben ons bijna geheel van kritiek op Emerson’s denkbeelden onthouden. Wij deden dit opzettelijk. Waartoe zou het
dienen, telkens aan te wijzen, waar wij van hem verschillen?
Er was gelegenheid te over, om tegen sommige vreemde voorstellingen , paradoxen, overdrijvingen, tegenstrijdigheden, die wij
in zijn schriften bij menigte aantreffen, protest aan te teekenen.
Maar wij wenschten Emerson aan te bevelen bij zoovelen, voor
wie hij nog een vreemdeling is. Wij ontkennen niet, dat er in
spanning vereischt wordt, om van zijn werken te genieten. Zijn
stijl is niet gemakkelijk te volgen, al komt het ons voor, dat
zijn laatste werken in helderheid boven zijn vroegere schriften
uitmunten. 1 Maar de moeite, aan de studie besteed, wordt rijkelijk beloond. Wij maken kennis met een diepzinnig man, wiens
ernst en karakter, wiens afkeer van alle ijdelheid en zelfverheffing ons onweerstaanbaar aantrekken. Al zijn wij het menigmaal
niet met hem eens, hij wektop tot nadenken en schenkt ons
een genot van de edelste soort.In zijn gezelschap voelt men zich
beter gestemd. Wij kunnen denindruk verklaren, dien de studie
van Emerson’s
werken op een zijner vereerdcrs
maakte: “Als
1 Ik geloof, dat iemand een goed werk zou verrichten, wanneer hij
b. v. het keurig boekje: Society and Solitude in onze taal overzette.
Van de duitsche vertaling van Scalma Mohnicke is reeds een tweede
uitgave verschenen. “Geschrieben in der classischen Weise des beriihmten
Autors, spricht sich dieses Buch in zwolf Anfsatzen uber die sociale und
natiirliche Stellung des Menschen aus. Der hohe sittliche Ernst, die gliicklichen Apercjus, die auszerordentliche Belesenheit, der umfassende Gesichtskreis, die scharfe Beobachtung und die virtuose Darstellnng des Verfassers
sind von wahrhaft hinreiszender Wirkung und gewahren dem denkenden
Leser ein Genusz, der eben so kostlich als nachhaltig ist.”
�"
110
RALPH WALDO EMERSON.
' “ '
■ ? \L"‘
men jaren lang van een boek denzelfden reinen, aangrijpenden
indruk ontvangt, leert men daaraan te gelooven. Wanneer ik
Emerson lees, dan komt mij alles oud en bekend voor, maar tevens nieuw, alsof ik het voor de eerste maal hoorde. Zijn overtuigingen komen voort uit het diepst zijner ziel. Zulk een man
te hooren, dat moet boven alle beschrijving aangrijpend zijn.” 1
1 H. Grimm, Funfzehn Essays, p. 430 verv. (1874.)
�
Dublin Core
The Dublin Core metadata element set is common to all Omeka records, including items, files, and collections. For more information see, http://dublincore.org/documents/dces/.
Title
A name given to the resource
Victorian Blogging
Description
An account of the resource
A collection of digitised nineteenth-century pamphlets from Conway Hall Library & Archives. This includes the Conway Tracts, Moncure Conway's personal pamphlet library; the Morris Tracts, donated to the library by Miss Morris in 1904; the National Secular Society's pamphlet library and others. The Conway Tracts were bound with additional ephemera, such as lecture programmes and handwritten notes.<br /><br />Please note that these digitised pamphlets have been edited to maximise the accuracy of the OCR, ensuring they are text searchable. If you would like to view un-edited, full-colour versions of any of our pamphlets, please email librarian@conwayhall.org.uk.<br /><br /><span><img src="http://www.heritagefund.org.uk/sites/default/files/media/attachments/TNLHLF_Colour_Logo_English_RGB_0_0.jpg" width="238" height="91" alt="TNLHLF_Colour_Logo_English_RGB_0_0.jpg" /></span>
Creator
An entity primarily responsible for making the resource
Conway Hall Library & Archives
Date
A point or period of time associated with an event in the lifecycle of the resource
2018
Publisher
An entity responsible for making the resource available
Conway Hall Ethical Society
Text
A resource consisting primarily of words for reading. Examples include books, letters, dissertations, poems, newspapers, articles, archives of mailing lists. Note that facsimiles or images of texts are still of the genre Text.
Original Format
The type of object, such as painting, sculpture, paper, photo, and additional data
Pamphlet
Dublin Core
The Dublin Core metadata element set is common to all Omeka records, including items, files, and collections. For more information see, http://dublincore.org/documents/dces/.
Title
A name given to the resource
Ralph Waldo Emerson
Description
An account of the resource
Place of publication: [s.l.]
Collation: p. 71-110 : ill. (front. port.) ; 20 cm.
Notes: Drawing of Ralph Waldo Emerson with his signature on front cover. From the library of Dr Moncure Conway. Includes bibliographical references.
Publisher
An entity responsible for making the resource available
[s.n.]
Date
A point or period of time associated with an event in the lifecycle of the resource
[n.d.]
Identifier
An unambiguous reference to the resource within a given context
CT33
Creator
An entity primarily responsible for making the resource
[Unknown]
Subject
The topic of the resource
Poetry
Rights
Information about rights held in and over the resource
<a href="http://creativecommons.org/publicdomain/mark/1.0/"><img src="http://i.creativecommons.org/p/mark/1.0/88x31.png" alt="Public Domain Mark" /></a><span> </span><br /><span>This work (Ralph Waldo Emerson), identified by </span><a href="https://conwayhallcollections.omeka.net/items/show/www.conwayhall.org.uk"><span>Humanist Library and Archives</span></a><span>, is free of known copyright restrictions.</span>
Format
The file format, physical medium, or dimensions of the resource
application/pdf
Type
The nature or genre of the resource
Text
Language
A language of the resource
Dutch
American Poetry
Conway Tracts
Poetry in English
Ralph Waldo Emerson